Hier volgt de onthulling van een goed bewaard geheim. Het antwoord op de vraag: hoe schrijf je de ultieme dialoog? In fictie is dialoog immers niet hetzelfde als in realiteit. Dialecten, koetjes en kalfjes, geklets in de ruimte horen niet thuis in fictie. Wat dan wel? En hoe moet het? Of beter: hoe kan het? Lees deze tip en je dialogen worden de beste ooit.
Photo by Pete Alexopoulos on Unsplash
Makkelijk gezegd allemaal, dat indirect palaveren, dat naast elkaar heen praten. Waarom zouden je personages dat doen? In Schop eens een scène! lichtte ik al een tipje van de sluier hoe je scènes kan tot leven wekken. Door personages een tegengesteld script te geven wordt ook dialogen schrijven heel wat makkelijker. Je zet de deur meteen wagenwijd open voor leugens, geheimen, misverstanden, bedriegerijen, ruzies en zoveel ander fraais waar lezers zo van smullen. Heerlijk toch.
Tegengestelde scripts
Een voorbeeld. In het allereerste hoofdstuk van Meisje aan de Overkant heeft het hoofdpersonage René net een uit de hand gelopen pruimenjacht achter de rug. Pruimenjacht is een oneerbiedig woord voor de dolle achtervolging met de fietsen van de meisjes door de jongens, georganiseerd door de bullebak van de klas. Er gebeurt een ernstig ongeval. René komt thuis en treft moeder in de keuken. Dit zijn hun scripts:
- René probeert de schade te beperken door zoveel mogelijk te verzwijgen.
- Moeder wil weten in welke nesten heeft hij zich nu weer heeft gewerkt.
Hij opende de voordeur en liep door de gang naar de keuken. Moeder stond aan het aanrecht sperziebonen te kuisen. Ze keek naar de klok. ‘Is dat nog een uur om naar huis te komen?’
Hij plaatste zijn boekentas op een stoel.
‘Besef je wel hoe ongerust ik ben?’
‘Wanneer eten we?’
‘Waar bleef je zolang?’
‘Er was een ongelukje.’
‘Hoezo?’
‘Trappeniers is met zijn fiets tegen die van Vanachteren gereden.’
‘Heeft hij zich pijn gedaan?’
‘Hij ligt in het ziekenhuis.’
Haar gezicht betrok. ‘Wat?’
‘Hij bloedde nogal uit zijn kop. En bewegen deed hij ook niet meer.’
‘En dat noem jij een ongelukje? Waar is dat gebeurd?’
‘Op de Bosberg.’
‘De Bosberg? Aan de andere kant van het dorp? Wat had je daar verloren?’
‘Trappeniers wilde dat ik meedeed aan de prui… aan de … de … velokoers met de meisjes.’
‘Trappeniers en Vanachteren. De zoon van een voddenmarchand en een konijnenpoelier. Zijn dat de vrienden waar je tegenwoordig mee optrekt?’
‘Het zijn mijn vrienden niet.’
‘Nee, want je hebt er geen. En jij? Ben je ongedeerd?’
‘Ja, ik reed achteraan.’
‘Doe dit nooit meer. Ik was doodongerust.’
‘Waar zijn Marcel en Fernand?’
‘Begin maar niet over iets anders.’
‘Zijn ze al thuis?’
‘Natuurlijk zijn ze thuis. Ze hebben examens. Ze zijn boven aan het studeren.’
Je ziet duidelijk de tegenovergestelde scripts aan het werk. René probeert het gesprek te ontwijken maar hij krijgt net het tegenovergestelde effect. Moeder, doodongerust, wil weten waar hij uithing en komt te weten dat hij zich weer eens in nesten heeft gewerkt. Deze korte uitwisseling heeft een heleboel functies die zowel het verhaal als de karakterontwikkeling vooruit helpen en de lezer ondertussen flink wat informatie bezorgen: René is gesloten, praat onbehouwen, heeft geen vrienden en wil enge gebeurtenissen minimaliseren. Moeder is overbezorgd maar gaat toch niet zover om hem te straffen. Later komen we te weten waarom. Tot slot worden twee nieuwe personages geïntroduceerd: de broers Fernand en Marcel. En dat allemaal in 23 korte lijntjes dialoog.
Een dag later is er weer een dialoog. René heeft het meisje voor het eerst gezien en wil meer info van moeder. Haar interesseert het niet:
‘Ik zag daarnet een van de meisjes van het café.’
‘En?’
‘En wat?’
‘Sprak je met haar?’
‘Nee, ze liep te rap.’
‘Tja. Daar kan ik me iets bij voorstellen.’
Zes korte lijntjes die aangeven dat René onbehouwen is en niet van de rapste, en dat moeder meent hem te kennen, hoewel later zal blijken dat dat niet zo is.
Conclusie
Wil je vanaf nu alleen nog boeiende dialogen schrijven? Bedenk dan eerst een scène waarin de personages conflicterende scripts hebben. Iets wat je voor elke scène hoort te doen. De dialoog die eruit volgt wordt stukken makkelijker en leuker om te schrijven. Niet dat het al direct van bij de eerste versie goed zit. Dialogen schrijven is knutselen. Maar je hebt een houvast.
Vond je dit artikel interessant? Aarzel niet om je hieronder in te schrijven voor mijn fanclub.